Casus

Westhoff, sinds 1974 in dienst bij Spronsen als internationaal vrachtwagenchauffeur, zegt naar aanleiding van een incident tegen een aanwezige (Boers): “Ik pak mijn zooitje je bekijkt het maar, ik kom nooit meer terug”. Hij is daarop naar huis vertrokken en heeft de twee daaropvolgende dagen niets van zich laten horen. Westhoff komt echter op zijn beslissing terug en vordert doorbetaling van zijn salaris.

Essentie

Spronsen kan zich in beginsel beroepen op gerechtvaardigd vertrouwen. De redelijkheid en billijkheid brengt echter – gezien de bijzondere nadelen die door het ontslag ontstaan voor Westhoff en het feit dat het in dienst houden geen schade oplevert voor Spronsen – mee dat een beroep op gerechtvaardigd vertrouwen onaanvaardbaar is.

De eisen van de goede trouw kunnen meebrengen dat de werkgever, hoezeer hij de uitlatingen van de werknemer ook mocht opvatten als een ontslagneming, de werknemer toch niet aan die ontslagneming mag houden als de werkgever niet op grond van dat vertrouwen iets heeft gedaan of nagelaten waardoor hij bij ongedaanmaking van de ontslagneming in een ongunstiger toestand zou komen dan waarin hij zonder die ontslagneming zou hebben verkeerd.

De afwezigheid van een ongunstiger toestand kan worden opgevat als een factor die in verband met de eisen van de goede trouw kan meebrengen dat de wederpartij ondanks haar gerechtvaardigd vertrouwen de ander toch niet aan zijn verklaring mag houden.