Casus

Gelegde beslagen vervallen indien de beslagene failleert, zo bepaalt artikel 33 Faillissementswet. Toch betekent dat niet dat daarmee alle rechtsgevolgen van de beslaglegging worden tenietgedaan. In deze zaak was ten laste van een rekeninghouder derdenbeslag onder de Postbank gelegd. Het op het moment van de beslaglegging op de betaalrekening aanwezige creditsaldo werd door de Postbank overgeboekt naar een geblokkeerde rekening zodat de rekeninghouder weer vrij over zijn betaalrekening kon beschikken.Toen de rekeninghouder ruim een half jaar later failleerde, vorderde de curator van de Postbank afdracht van het saldo van de geblokkeerderekening. De Postbank voldeed daaraan, maar bracht het inmiddels ontstane debet saldo van de betaalrekening in mindering. Nu als gevolg van de faillietverklaring het beslag was vervallen, stond artikel 6:130 lid 2 BW volgens de Postbank niet meer aan verrekening in de weg en mocht zij gebruik maken van de ruime verrekeningsmogelijkheden die de Faillissementswet biedt.

Essentie

De Hoge Raad verwerpt deze opvatting. Onder verwijzing naar een eerder arrest (HR 13 mei 1998, NJ 1998, 748 (Banque de Suez/Bijkerk qq)), waarin hypotheek was gevestigd op een beslagen onroerende zaak en de eigenaar vervolgens failleerde, oordeelt de Hoge Raad dat het vervallen van het beslag door het faillissement niet tot gevolg heeft dat alle rechtsgevolgen van het beslag worden teniet gedaan en met name niet dat een door artikel 6:130 BW uitgesloten verrekening alsnog mogelijk zou worden. De Postbank was dus gehouden het volledige bedrag van de geblokkeerde rekening aan de curator af te dragen.