Casus

Gedaagden hebben verzuimd tijdig van antwoord te dienen en hebben evenmin conform het bepaalde in het Landelijk reglement voor de civiele rol van de kantongerechten hiervoor uitstel gevraagd. De rolrechter heeft daarom beslist dat hun recht om te antwoorden is vervallen.

Gedaagden hebben onweersproken aangegeven dat hun advocaat zich vóór de rolzitting van 18 december 2002 telefonisch tot de griffie heeft gewend om te verifiëren of geen peremptoir stelling was gegeven en te vragen tot welke datum uitstel zou worden verleend, waarop is medegedeeld dat de zaak niet peremptoir stond en uitstel wordt verleend tot 29 januari 2003. Aan telefonische mededelingen of verzoeken door of vanwege een partij wordt krachtens artikel 1.5 van het in de sector kanton toepasselijke landelijk reglement voor de civiele rol van de kantongerechten slechts gevolg verbonden, indien de mededeling of het verzoek onverwijld is gevolgd door een schriftelijk bevestiging. Blijkens de toelichting daarop kunnen dergelijke mededelingen of verzoeken bezwaarlijk worden genegeerd, maar zal men bij de ontvangst hiervan dadelijk de eis mogen stellen dat deze per omgaand schriftelijk worden bevestigd onder opgave van het tijdstip waarop de bevestiging uiterlijk moet binnen zijn. Ter zitting kan van telefonische mededelingen of verzoeken nota worden genomen, waarna de rolbeslissing na ontvangst van de bevestiging binnen enkele dagen na de rolzitting zal volgen. Gesteld nog gebleken is dat de griffie bij het telefonisch verzoek tot uitstel dadelijk de eis van omgaande schriftelijke bevestiging heeft gesteld en hiervan aantekening heeft gemaakt, zodat daarvan ter rolzitting van 18 december 2002 nota kon worden genomen. Er is aldus sprake van een administratieve vergissing van de griffie of daarmee gelijk te stellen geval, zodat plaats is voor een uitzondering als in artikel 1.11 van voormeld reglement omschreven.

Rechtsvraag

Gedaagden hebben de rolrechter verzocht op deze beslissing terug te komen.

Essentie

Voor aanvaarding van een uitzondering op de bindende kracht van de beslissing tot het vervallen verklaren van het recht van gedaagden om te antwoorden is plaats, wanneer zich een administratieve vergissing van de griffie of daarmee gelijk te stellen geval heeft voorgedaan. Nu gesteld noch gebleken is dat de griffie bij het telefonisch verzoek van gedaagden tot uitstel dadelijk de eis van omgaande schriftelijk bevestiging heeft gesteld en hiervan aantekening heeft gemaakt, is sprake van zodanig geval.