Casus

De man en de vrouw zijn op 9 november 1948 buiten elke gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. De vrouw heeft ingevolge de huwelijkse voorwaarden het beheer over haar roerende en onroerende zaken en het vrije genot van de vruchten en inkomsten aan zichzelf voorbehouden. De vrouw heeft een door haar geëxploiteerd damesmodehuis genaamd ‘Nolly’. De man werkt voor de vrouw in het modehuis.

Bij het huwelijk is tevens overeengekomen dat ‘de kosten der huishouding en van het onderhoud en de opvoeding der kinderen, die uit het huwelijk van comparanten geboren mochten worden, geheel ten laste van de man komen’.

In de loop der jaren heeft het gezin, bestaande uit 5 personen, geleefd en is het onderhouden uit de opbrengst van de modezaak.

De modezaak leverde echter zulke inkomsten op dat daarmee kon worden belegd. De man heeft als lasthebber van de vrouw op zich genomen deze belegging te verzorgen. De man heeft vervolgens wel zijnde lasthebber, echter op eigen naam een aantal onroerende zaken aangekocht met de gelden van de vrouw. De onroerende zaken staan op naam van de man ingeschreven in de registers.

Vervolgens ontstaat er onenigheid tussen de man en de vrouw.

Rechtsvraag

Wie is eigenaar van de onroerende zaken?

Essentie

Een middellijk vertegenwoordiger – als hoedanig de man volgens de vrouw bij de aankoop van de ten processe bedoelde onroerende zaken is opgetreden – kan niet te eigen name een onroerend goed voor zijn principaal in eigendom verwerven. Met betrekking tot de verkrijging door levering van onroerend goed, bij de zakelijke overeenkomst ten name van de vertegenwoordigde moet worden gehandeld wil deze de eigendom van het overgedragen goed verkrijgen. De vrouw is derhalve geen eigenaresse (geworden) van de onroerende zaken.

Een middellijk vertegenwoordiger handelend in eigen naam kan geen onroerende goederen voor zijn principaal verwerven.