Casus
De gebroeders Berlips hadden bij openbare veiling op 8 augustus 1881 een aantal bouwpercelen verkocht, waarop vervolgens woningen werden gebouwd. Bij de veilingakte hadden de gebroeders Berlips zich verplicht om op het terrein gelegen tussen de bouwterreinen, dat aan hen in eigendom verbleef, een openbare weg aan te leggen. Toen die verplichting (na twintig jaar) nog niet was nagekomen, sprak één van de kopers, de heer D. Blaauboer, makelaar te Amsterdam, de toen nog levende broer Berlips aan tot schadevergoeding. Berlips voerde als verweer dat hij en zijn broer de grond, waarop de weg was geprojecteerd, in 1887 hadden verkocht en overgedragen aan derden. Daarmee was ook de verplichting tot het aanleggen van de weg overgegaan op de nieuwe eigenaars en waren hij en zijn broer daarvan bevrijd, zo meende Berlips. Blaauboer diende in zijn vordering tegen de oorspronkelijke eigenaar, Berlips, derhalve niet ontvankelijk te worden verklaard.
Rechtsvraag
De vraag waar het in deze zaak om ging werd door de Hoge Raad als volgt geformuleerd:
… of eene verbintenis aangegaan door den eigenaar van een onroerend goed met betrekking tot dat goed (i.c. de verplichting van Berlips om een weg aan te leggen, red.) overgaat op hem, aan wien hij den eigendom daarvan krachtens verkoop overdraagt, met het gevolg, dat hij die de verbintenis heeft aangegaan, daarvan wordt ontheven;
Essentie
De Hoge Raad beantwoordde die vraag ontkennend door te beslissen dat van verbintenissen die betrekking hebben op een goed – ingevolge art. 1354 (oud) BW – wel de actieve zijde (het vorderingsrecht maar niet de passieve zijde (de schuld) overgaat op degene die dat goed onder bijzondere titel verkrijgt. Het verweer van Berlips ging dus niet op en Blaauboer werd in het gelijk gesteld.
De contractuele verplichting om een weg aan te leggen gaat dus niet mee over wanneer de grond in eigendom wordt overgedragen. Daarmee heeft de Hoge Raad een duidelijke scheiding gemaakt tussen absolute en relatieve rechten. De verkrijger van het stuk grond heeft niets te maken met de verplichtingen die zijn voorganger op zich heeft genomen.