Casus

Bij derdenbeslag wordt een vordering getroffen tot zekerheid waarvan een zakelijk zekerheidsrecht is verstrekt, in dit geval hypotheek.

Rechtsvraag

Kan de beslaglegger het hypotheekrecht uitoefenen?

Essentie

De Hoge Raad beantwoordt deze vraag bevestigend. Bij de verdeling van de executieopbrengst van het verhypothekeerde goed verkrijgt de beslaglegger voorrang boven de overige schuldeisers van de derde-beslagene. Aangenomen mag worden dat de beslaglegger ook het recht van parate executie heeft. De onderliggende argumentatie van de Hoge Raad is meer van praktische dan van dogmatische aard. De Hoge Raad overweegt dat een andere opvatting zou betekenen dat de overige schuldeisers van de derde-beslagene zouden worden bevoordeeld en degene ten laste van wie het beslag is gelegd, zou worden benadeeld. Als de beslaglegger het hypotheekrecht niet kan uitoefenen, betekent dat namelijk dat het hypotheekrecht door niemand kan worden uitgeoefend en dus praktisch gesproken vervalt. Degene ten laste van wie beslag is gelegd, dat wil zeggen de hypotheekhouder zelf, kan het hypotheekrecht niet meer uitoefenen. Ten gevolge van het beslag is hij immers niet meer gerechtigd de beslagen vordering te innen. Dit arrest is ook buiten het beslagrecht van belang. Aan de Hoge Raad is nog nooit de vraag voorgelegd of de openbare pandhouder van een vordering de zakelijke zekerheidsrechten verbonden aan de verpande vordering kan uitoefenen. In de literatuur wordt deze vraag overwegend bevestigend beantwoord. Op grond van dit arrest mag worden aangenomen dat ook de Hoge Raad deze vraag eveneens bevestigend zal beantwoorden.