Casus

In deze zaak hadden partijen een huurovereenkomst gesloten met betrekking tot computerapparatuur. Hierin was een beding opgenomen op grond waarvan de verhuurder ingeval van surseance van betaling van de huurder het recht had de huurovereenkomst te ontbinden. Daarnaast had de verhuurder in dat geval recht op schadevergoeding tot een bedrag ter grootte van de resterende huurtermijnen die zouden zijn verschuldigd indien de overeenkomst niet was ontbonden. Gedurende de looptijd van de huurovereenkomst werd aan de huurder surseance van betaling verleend. Op dat moment had de huurder een betalingsachterstand. De verhuurder heeft daarop met een beroep op voornoemd beding de huurovereenkomst ontbonden en schadevergoeding gevorderd. Enige tijd daarna is de huurder failliet verklaard. De curatoren in het faillissement hebben zich vervolgens onder meer op het standpunt gesteld dat artikel 238 Faillissementswet (dat de huurder in geval van surseance van betaling de mogelijkheid biedt om de huur te beëindigen) in de weg staat aan een beroep van de verhuurder op de bedongen mogelijkheid tot ontbinding en op de bedongen schadevergoeding.

Essentie

De Hoge Raad heeft overwogen dat de tekst noch de strekking van artikel 238 Fw zich verzetten tegen een beroep op dergelijk beding. De Hoge Raad voegt hier aan toe dat in een voorkomend geval door de huurder een beroep zou kunnen worden gedaan op artikel 6:248 BW, met name in gevallen waarvan ervan kan worden uitgegaan dat de doorbetaling van de huur gedurende de surseance is verzekerd.