Essentie

De Hoge Raad oordeelt in dit arrest dat in het wettelijke stelsel met betrekking tot de overdracht van vorderingen op naam het vereiste ligt besloten dat de vordering ten tijde van de levering in voldoende mate door de cessieakte wordt bepaald.

Bij een op levering gerichte handeling moet het te leveren goed in voldoende mate worden aangewezen. Is voor de levering een akte vereist, dan dient die akte het daardoor te leveren goed te bepalen. Een akte waaruit het daarbij te leveren goed niet valt te herleiden, is als leveringsakte krachteloos. Haar ontbreekt een voldoende bepaald onderwerp van de levering, terwijl ze daarnaast de “verkrijger” niet in staat stelt om zich als de nieuwe rechthebbende te legitimeren. Deze goederenrechtelijke bepaaldheideis geldt ook voor de cessie. In dit, maar ook in latere arresten wordt een koppeling gemaakt met art. 3:84 lid 213, waarin we titel dienen te lezen als akte van levering of “meer algemeen” levering. De vraag of een akte van cessie in voldoende mate de daardoor te leveren vordering bepaalt, is niet in abstracto, doch slechts in concreto aan de hand van de akte en de overige omstandigheden van het geval te beantwoorden. Zij is aldus van overwegend feitelijke aard. Niettemin is zij het afgelopen decennium veelvuldig aan de Hoge Raad voorgelegd. Dat de cessieakte de daardoor te leveren vordering dient te bepalen, betekent niet dat de akte de vordering zelf moet specificeren door vermelding van bijzonderheden zoals naam van de schuldenaar, het nummer van de factuur of een aan de schuldenaar toegekend cliëntnummer. Het is voldoende dat de akte zodanige gegevens bevat dat, eventueel achteraf, aan de hand daarvan kan worden vastgesteld om welke vordering het gaat.

De Hoge Raad heeft dit criterium in vele latere arresten bevestigd. In de akte kan bijvoorbeeld worden volstaan met een verwijzing naar een ter gelegenheid van het opmaken van de cessieakte uitgedraaide computerlijst waarop de te leveren vorderingen nader zijn omschreven. De bepaling van de te leveren vorderingen geschiedt hier indirect door de verwijzing naar de uitgedraaide lijst. Een cessieakte die slechts verwijst naar een later op te maken computerlijst, voldoet niet aan genoemd criterium wanneer ze verder geen aanduiding bevat van de daarbij in acht te nemen criteria. De bepaling geschiedt pas naderhand bij het opmaken van de computeruitdraai. De akte (of de lijst waarnaar de akte verwijst) hoeft de schuldenaar niet met naam te noemen, zolang de overige gegevens een vaststelling van de vordering mogelijk maken (zie HR 19 september 1997, NJ 1998, 689 m.nt. WMK (Verhagen q.q./INB II)). Dit volgt al uit art. 3:94 lid 2 dat ziet op de levering van een vordering tegen een onbekende schuldenaar.