Casus
Depex heeft aan Bergel verkocht en geleverd diverse installaties, waaronder een waterdistillatie-inrichting. Depex heeft hierover een eigendomsvoorbehoud gemaakt totdat Bergel het volledige bedrag heeft betaald. Bergel heeft dit erkend. Op 6 april 1988 is aan Bergel surseance van betaling verleend en vordert Depex van Bergel en de bewindvoerder afgifte van de installatie. Bij brief van 19 april 1988 is namens de bewindvoerder het eigendomsvoorbehoud en de machtiging tot terugname van de door Depex geleverde goederen erkend. Bergel en de bewindvoerder weigeren echter mee te werken aan afgifte van de installatie aan Depex. Bergel en de bewindvoerder hebben zich in dit door Depex aangespannen kort geding op het standpunt gesteld dat de installatie “door natrekking onroerend is geworden en derhalve een onzelfstandig zaaksdeel (bestanddeel) is geworden van de onroerende hoofdzaak, de fabriek”.
Rechtsvraag
Wordt het eigendomsvoorbehoud doorbroken door natrekking van de installatie door de fabriek (lees: grond) en is Bergel derhalve door deze natrekking eigenaar geworden van de installatie?
Essentie
Hoge Raad:
Het gaat er niet om of een machine deel uitmaakt van het productieproces. Een machine die een zeer belangrijke rol speelt in het productieproces dat in een fabriek wordt uitgeoefend wordt niet door dat enkele gegeven bestanddeel van de onroerende zaak waarin de fabriek wordt uitgeoefend. Het komt aan op de vraag, wat de verkeersopvatting ten aanzien van de relatie tussen gebouw en installatie/machine meebrengt. Voor het beantwoorden van deze vraag dient men te beoordelen of gebouw en machine in constructief opzicht specifiek op elkaar zijn afgestemd dan wel of het gebouw – als fabrieksgebouw in het algemeen – bij het ontbreken van de machine als onvoltooid moet worden beschouwd. Het gaat hierbij derhalve niet om de vraag of het productieproces dat in de fabriek wordt uitgeoefend zonder desbetreffende installatie kan worden voortgezet of niet.
Zie tevens:
HR 27-11-1992, NJ 1993, 317
HR 11-12-1953, NJ 1954, 115 Stafmateriaal
HR 17-10-1993, NJ 1993, 740