Casus

Van Gelder heeft bij Driessen zijn zending van juwelen voor f 100.000,- per zending verzekerd. Nu heeft Van Gelder de opdracht aan Driessen gegeven dit bedrag te verhogen tot f 200.000,- per zending. Driessen vergeet dit door te geven aan zijn assuradeuren en als dan een diamant van ruim tweehonderdduizend gulden verloren gaat krijgt Van Gelder maar honderdduizend gulden uitgekeerd. Driessen verklaart later deze opdracht niet te hebben ontvangen, maar Van Gelder neemt later zonder medeweten van Driessen een gesprek tussen hun twee op waarin Driessen toegeeft dat hij (Driessen) vergeten is deze opdracht door te geven aan zijn assuradeuren.

Tijdens de rechtszaak ontkent Driessen wederom dat hij de opdracht ontvangen heeft. Tevens vindt hij dat de band met het gesprek niet naar voren gebracht mag worden als bewijs, omdat het zonder medeweten en/ of toestemming is vastgelegd op een geluidsband, wat dus “te allen tijden, althans in de bijzondere omstandigheden van het onderhavige geval” inbreuk maakt op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van die gesprekspartner.

Ook is een openbaarmaking naast het vastleggen van het gesprek onrechtmatig tegenover de gesprekspartner. Dit betekent dat kennisneming van deze geluidsband ten overstaan van de rechter niet kan.

Rechtsvraag

Is een vastlegging van een telefoongesprek zonder toestemming en medeweten van de gesprekspartner rechtmatig evenals de openbaarmaking van deze vastlegging, is dit geen inbreuk op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer?

Essentie

Het enkel en alleen vastleggen van een telefoongesprek zonder toestemming van de gesprekspartner levert op zich nog geen inbreuk op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer op, maar er zijn bijkomende omstandigheden voor vereist. Bovendien betrof het een puur zakelijk gesprek tussen twee directeuren, zodat er van een inbreuk op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer geen sprake kan zijn.

Wat de openbaarmaking betreft, het gaat hier om openbaarmaking aan een rechter in een civiel rechtsgeding. Dit betekent dat, ondanks dat volgens de Mvt van art.10 Gw, vastlegging van een telefoongesprek geen inbreuk hoeft te maken, maar de openbaarmaking van die vastlegging wel een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer kan meebrengen, openbaarmaking aan de rechter in een civiele rechtsgeding geen inbreuk oplevert en evenmin dat deze openbaarmaking onrechtmatig zou zijn ten opzichte van de gesprekspartner.

Er is ook aangevoerd dat “van deze band geen enkel bewijsmateriaal mag worden ontleend”. Nu moet er rekening mee worden gehouden dat dit niet meteen betekent dat er bewijs mag worden ontleend van de geluidsband. De Rechtbank heeft zich nog niet hierover uitgelaten. De HR verwerpt het beroep.