Casus

Duinstra is eigenaar van een boot welke wordt gestolen, Duinstra doet aangifte. De boot wordt teruggevonden in de loods van Van der Wal. De boot is door de dief in bewaring gegeven bij Van der Wal, Van der Wal kende deze persoon echter niet. De politie neemt de boot in beslag en de boot wordt uiteindelijk aan Duinstra teruggegeven. Van der Wal vordert krachtens art. 3:120 BW en 3:124 BW teruggave van stallingkosten en krachtens art. 3:295 BW afgifte van de boot.

Essentie

De HR kan Van der Wal niet te goeder zijn geweest, omdat hij geheel onbekend was met de identiteit van de wederpartij (de dief) en ook geen onderzoek daarnaar heeft ingesteld. Voorts oordeelt de HR dat Van der Wal de uit zijn macht geraakte zaak niet kan opeisen krachtens 3:295 BW, dit kan namelijk niet omdat Duinstra een beter recht heeft dan Van der Wal, nl. het eigendomsrecht.