Casus

De Nederlandse standaard wordt gevormd door het Broodbezorger-arrest. Op 27 maart 1970 struikelde broodbezorger De Coninck met een grote bakkersmand aan de arm over een touwtje. Dit touwtje hing op enkele decimeters hoogte boven het pad naar de voordeur van de woning van de familie Heddema. Twee kinderen Heddema, vier en vijf jaar oud, waren op dat moment in de buurt van het ongeval aan het spelen.

Rechtsvraag

In cassatie spitste de zaak zich toe op de vraag of de kinderen de broodbezorger hadden moeten waarschuwen voor de aanwezigheid van het touwtje, dat zij (naar feitelijk moest worden aangenomen) niet zelf hadden gespannen.

Essentie

De Hoge Raad vond dat dat niet het geval was, omdat ‘… van een rechtsplicht om een waargenomen gevaarssituatie voor het ontstaan waarvan men niet verantwoordelijk is, op te heffen of anderen daarvoor te waarschuwen, in het algemeen ook voor volwassenen alleen sprake kan zijn, wanneer de ernst van het gevaar dat die situatie voor anderen meebrengt tot het bewustzijn van de waarnemer is doorgedrongen, zulks behoudens het bestaan van bijzondere verplichtingen tot zorg en oplettendheid zoals kunnen voortvloeien uit een speciale relatie met het slachtoffer of met de plaats waar de gevaarssituatie zich voordoet’.

De Hoge Raad besliste hier dat, indien er geen sprake is van een speciale relatie met een persoon of zaak, voor aansprakelijkheid vereist is, dat het risico tot het bewustzijn van de toeschouwer, in casu de kinderen, is doorgedrongen. Dat laatste had het hof evenwel niet vastgesteld en de aansprakelijkheid van de kinderen werd daarom afgewezen.