Casus

Hollanders Kuikenbroederij (B.V.) en Hollanders Pluimvee (B.V.) zijn op 29 mei 1985 beide in staat van faillissement verklaard. Hollanders Kuikenbroederij hield zich bezig met het uitbroeden van eieren, alwaar Hollanders Pluimvee en Hollanders Kuikenbroederij zelf een klein gedeelte van de kuikens van Hollanders Kuikenbroederij fokte tot leghennen. Het andere gedeelte werd uitbesteed. De kosten hiervan en het risico bleven bij Hollanders Kuikenbroederij liggen. De fokbedrijven kregen een vooraf afgesproken fokvergoeding. Na verkoop van de hennen betaalde Hollanders Kuikenbroederij zijn eigen leveranciers uit.

Ter financiering van Hollanders Kuikenbroederij is er bij de Rabobank, op 9 augustus 1978, een krediet afgesloten, met als vorm rekening courant, ter waarde van fl 1,4 miljoen. Als zekerheidsrecht heeft de Rabobank hierop, via levering CP, het eigendomsrecht gekregen over het toenmalige en toekomstige pluimvee. Hollanders Kuikenbroederij werd houder en bruiklener van het pluimvee.

Hollanders Kuikenbroederij heeft later echter het eigendomsrecht van verschillende partijen pluimvee overgedragen aan zijn voederleveranciers en die van de broedereieren (Euribrid). Euribrid heeft echter een eigendomsvoorbehoud gemaakt van de door hem geleverde broedereieren.

Ten tijde van het faillissement hadden diverse voederbedrijven en Euribrid een vordering op Hollanders Kuikenbroederij.

Rechtsvraag

Bij wie ligt het eigendom van de hennen?

Essentie

Een iets ander uitgangspunt dan vorig jaar. In dit geval is het belangrijk om te weten dat verlengd eigendomsvoorbehoud niet mogelijk is i.v.m. dwingend recht. Hier kan een dergelijke bepaling niet aan af doen.