Casus

Na het overlijden van dhr. Harms ontstaat onenigheid over de erfenis tussen zijn kinderen en mevrouw Harms III. Dhr. Harms had namelijk een levensverzekering voor zijn vrouw afgesloten en had bij zijn werkgever gebruik gemaakt van de mogelijkheid een weduwepensioen af te sluiten. De kinderen willen bij het uitrekenen van hun legitieme portie deze beide feiten opvoeren als giften. De weduwe stelt dat de levensverzekering geen gift is, maar een natuurlijke verbintenis die voldaan wordt en dat het pensioen een bevoordeling uit het vermogen van de werkgever en niet van haar echtgenoot was.

Essentie

De langstlevende echtgenoot dient verzorgd achter te blijven. Als er geen voorziening is, zoals een weduwepensioen bij de werkgever, dan gelden de regels van moraal en fatsoen met betrekking tot de plicht om op een andere manier in alle redelijkheid voor het onderhoud van de langstlevende echtgenoot te zorgen.

Een dergelijke verplichting is een natuurlijke verbintenis, nakoming van deze natuurlijke verbintenis kan:

– of bij een handeling onder de levenden, zoals een levensverzekering;
– of middels een testament voldaan wordt aan de natuurlijke verbintenis.

Het is dan ook geen schenking en het maakt geen inbreuk op de legitieme porties van de kinderen of is een te grote onrechtvaardige bevoordeling van de weduwe. Het pensioen van de werkgever was een gevolg van de arbeidsvoorwaarden, daar kon dhr. Harms niets aan veranderen. Terugverwijzing in verband met de vraag of de uitkering afkomstig is uit het vermogen van de werkgever of van de erflater.

Relevante verdere informatie:

Vanaf 1-1-1992, de inwerkingtreding van het nieuw Burgerlijk Wetboek, is de omzetting van een natuurlijke verbintenis enkel mogelijk door middel van een handeling onder de levenden. In art. 6:5 BW wordt gesproken van een in rechtens afdwingbare overeenkomst. Wanneer er sprake is van een testamentaire handeling, dan dient deze opgevat te worden als een aanbod tot het doen van de omzetting.