De aangifteperiode IB voor belastingjaar 2017 is weer begonnen, wat hebben we nodig zodat wij voor je aan de slag kunnen? Lees hier de 10 belangrijkste aandachtspunten.
1. Onderlinge verdeling inkomensbestanddelen
2. Fiscale gevolgen echtscheiding
3. Cryptovaluta
4. Inkomensafhankelijke combinatiekorting
5. Bijleenregeling eigen woning
6. Inkomsten uit overig werk
7. Financieringskosten eigen woning
8. Ziektewetuitkering
9. Deel van het jaar fiscaal partnerschap
10.Overlijden en box 3
1. Onderlinge verdeling inkomensbestanddelen
Fiscale partners kunnen een aantal gemeenschappelijke inkomensbestanddelen verdelen. Dit geldt zowel voor inkomensbestanddelen van box 1 als box 3. Om deze onderlinge verdeling toe te passen, moeten de partners het hele jaar elkaars fiscale partner zijn.
Zijn de partners maar voor een deel van het jaar elkaars fiscale partner? Dan kunt u ervoor kiezen om toch het hele jaar als elkaars fiscale partner aangemerkt te worden. Hierdoor kunnen zij alsnog de gemeenschappelijke inkomensbestanddelen onderling verdelen.
De belastingplichtige en uw fiscale partner moeten samen 100% van de totale inkomensbestanddelen en de gezamenlijke grondslag van sparen en beleggen aangeven.
De belangrijkste elementen die fiscale partners onderling kunnen verdelen zijn:
- Het saldo van de inkomsten en aftrekposten van de eigen woning
- De aftrek vanwege geen of een kleine eigenwoningschuld
- De gezamenlijke grondslag sparen en beleggen (box 3)
- Het (restant) persoonsgebonden aftrek
De fiscale partners kunnen de onderlinge verdeling nog wijzigen zolang de definitieve aanslagen van beide partners nog niet onherroepelijk zijn geworden. Een aanslag is onherroepelijk als de termijn van 6 weken voor bezwaar, beroep, hoger beroep of cassatie is verstreken.
2. Fiscale gevolgen echtscheiding
Als u in 2017 bent gescheiden, heeft dit fiscale gevolgen. Let hierbij op de volgende punten:
- Hoe zijn de fiscale afspraken in het echtscheidingsconvenant? De aangifte moet u conform deze afspraken verzorgen.
- Is er een gezamenlijke eigen woning? Dan speelt het begrip woongenot een belangrijke rol. De waarde van het woongenot is gelijk aan het eigenwoningforfait. Blijft na de scheiding een van de partners in de gezamenlijke eigen woning wonen en heeft hij een deel van de woning in eigendom? Dan geldt het andere deel als ‘ontvangen woongenot’. De blijvende partner moet het ontvangen woongenot opgeven als ontvangen alimentatie. De vertrekkende partner kan het verstrekte woongenot in aftrek brengen.
De Belastingdienst ziet regelmatig de fout dat de vertrekkende partner het verstrekte woongenot in aftrek brengt maar dat de blijvende partner het ontvangen woongenot niet opgeeft. Dit is een extra aandacht en controlepunt vanuit de Belastingdienst, wij verzoeken u hier dan ook extra aandacht aan te besteden.
Meer informatie vindt u:
- Op de pagina Scheiden op www.belastingdienst.nl Bijvoorbeeld: een praktische checklist en informatie over de gevolgen voor toeslagen.
- In de handreiking Scheiden en fiscaliteit: veelgemaakte fouten bij de aangifte IB op het Forum Fiscaal Dienstverleners.
3. Cryptovaluta in box 3
Een actueel onderwerp is cryptovaluta. Virtuele betaalmiddelen, zoals bitcoins, vertegenwoordigen een bepaalde waarde. Cryptovaluta kunt u – net als euro’s – gebruiken om betalingen mee te doen. Als waarde geldt de waarde in het economische verkeer op de peildatum. Hierbij moet uw klant de koers gebruiken van de voor hem meest gebruikelijke beurs.
4. Inkomensafhankelijke combinatiekorting
De inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) is van toepassing op werkende alleenstaande ouders en minstverdienende partners met een of meer kinderen jonger dan 12 jaar.
U komt voor deze heffingskorting in aanmerking als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
- U ontvangt in 2017 méér dan € 4.895 aan winst uit onderneming, loon uit dienstbetrekking of resultaat uit overige werkzaamheden. Of u komt in aanmerking voor de zelfstandigenaftrek.
- U en uw kind staan ten minste 6 maanden op hetzelfde woonadres ingeschreven. Het adres moet bekend zijn bij de Basisregistratie Personen. Daarnaast is het kind op 1 januari jonger dan 12 jaar.
- U heeft géén fiscale partner. Als sprake is van fiscaal partnerschap, heeft degene met het laagste arbeidsinkomen recht op de heffingskorting.
2 belangrijke aandachtspunten bij deze heffingskorting gaan over het begrip kind en co-ouderschap.
Kind
Voor het begrip kind maakt het niet uit of het kind al dan niet een eigen kind is. Hieronder ziet u wat wij verstaan onder het begrip kind:
– een eigen kind
– een stiefkind
– een pleegkind, alleen als uw klant deze opvoedt en onderhoudt als eigen kind
– een geadopteerd kind
– een kind uit een eerdere relatie
– een kind van een fiscale partner waar uw cliënt mee samenwoont
Bij een pleegkind gelden 2 bijzonderheden:
- Krijgt u voor het pleegkind een (kostendekkende) vergoeding? Dan is voor de Wet inkomstenbelasting 2001 geen sprake van een pleegkind en komt uw klant niet in aanmerking voor de IACK.
- Het begrip ‘onderhouden’ houdt in dat uw klant in belangrijke mate bijdraagt in de kosten van levensonderhoud voor het pleegkind. Voor 2017 zijn deze kosten van levensonderhoud vastgesteld op € 416 per kwartaal.
Co-ouderschap
Is er bij u sprake van co-ouderschap? Dan is dit een uitzondering op bovenstaande voorwaarden. Doorgaans heeft de co-ouder bij wie het kind staat ingeschreven recht op de heffingskorting. De andere co-ouder kan ook recht hebben op de inkomensafhankelijke combinatiekorting als het kind doorgaans ten minste 3 hele dagen per week in elk van de huishoudens verblijft. Uw klant voldoet ook aan deze eis als het kind om de week bij de ene en de andere ouder verblijft. Dit moet schriftelijk zijn vastgelegd in een ouderschapsplan en/of echtscheidingsconvenant.
De Belastingdienst kan bewijsstukken opvragen voor de beoordeling van de heffingskorting. Zoals het ouderschapsplan of het echtscheidingsconvenant, maar ook een agenda, kalender of andere onderliggende stukken, waaruit blijkt dat de gemaakte afspraken zijn nagekomen.
5. Bijleenregeling eigen woning
Omdat de laatste jaren veel woningen van eigenaar zijn gewisseld, verdient de bijleenregeling eigen woning extra aandacht. De bijleenregeling eigen woning is van toepassing in de situatie waarin een eigen woning wordt verkocht met een hogere waarde dan de eigen woningschuld. Dit betekent dat geld overblijft na de aflossing van de eigenwoningschuld, ook wel de eigenwoningreserve genoemd.
Als de belastingplichtige binnen een periode van 3 jaar opnieuw een eigen woning verwerft, kan hij niet de volledige eigenwoningrente aftrekken. De rente die u maximaal kunt aftrekken is de aankoopprijs van de nieuwe eigen woning minus de eigenwoningreserve.
Meer informatie vindt u op de pagina Bijleenregeling op www.belastingdienst.nl
6. Inkomsten uit overig werk
Voor de inkomstenbelasting bestaat een aantal bronnen van inkomsten waaronder ook resultaat uit overige werkzaamheden ofwel inkomsten uit overig werk. In de praktijk gebeurt het wel eens dat de belastingplichtige inkomsten uit overig werk niet aangeeft. Welke inkomsten vallen hier zoal onder?
Inkomsten uit persoonsgebonden budget (PGB)
ls uw klant zorg en/of begeleiding verleent aan bijvoorbeeld een familielid, dan kan het zijn dat hij hiervoor een vergoeding ontvangt uit een persoonsgebonden budget. Wanneer over deze inkomsten geen loonheffing is ingehouden, geeft u dit aan bij deze rubriek. Het verschil tussen de ontvangen vergoeding en de gemaakte kosten wordt belast bij degene die de vergoeding heeft ontvangen. De gemaakte kosten moeten op uw klant drukken en in causaal verband staan met de werkzaamheden.
Krantenbezorgers
In de praktijk komt het vaak voor dat de belastingplichtige de inkomsten van het bezorgen van kranten/tijdschriften etc. niet aangeeft, omdat hij deze inkomsten als bijverdiensten ziet. Wanneer geen sprake is van een dienstbetrekking, geeft u dit inkomen aan bij deze rubriek.
Geneesmiddelenonderzoek
Een vergoeding voor het deelnemen aan een onderzoek naar geneesmiddelen, geeft u ook aan bij deze rubriek. Dit inkomen kwalificeert namelijk niet als loon of winst uit een onderneming.
7. Financieringskosten eigen woning
Financieringskosten voor een eigen woning zijn eenmalig aftrekbaar, op voorwaarde dat deze zijn gemaakt voor het verkrijgen van een eigenwoningschuld. Ook bij oversluiten van een eigenwoningschuld kan een belastingplichtige kosten maken. Bijvoorbeeld royementskosten voor het doorhalen van de oude lening om deze over te sluiten naar een nieuwe lening.
Het is belangrijk om verschil te maken tussen de kosten voor verkrijgen/verbetering/onderhoud van een woning én het verkrijgen van een geldlening om deze kosten te financieren. Van de kosten die uw klant heeft gemaakt voor verkrijgen/verbetering/onderhoud van een woning, is alleen de rente van de desbetreffende lening aftrekbaar. Als deze kosten met eigen middelen zijn betaald, dan zijn deze kosten niet aftrekbaar. Hieronder ziet u enkele voorbeelden.
Aftrekbare kosten
- Bemiddelingskosten voor het krijgen van een eigenwoningschuld, zoals advies- en afsluitkosten
- Notariskosten en kadastrale rechten voor de hypotheekakte, inclusief btw
- Taxatiekosten (alleen om een lening te krijgen)
- Kosten van de aanvraag van een Nationale Hypotheek Garantie
- De royementskosten voor het doorhalen van de oude hypotheek*
- De boeterente bij het aflossen van de oude eigenwoningschuld*
*Deze kosten kunt u in aftrek brengen als sprake is van oversluiten.
Niet aftrekbare kosten
- Bemiddelingskosten voor de aankoop van de woning (bijvoorbeeld makelaarsprovisie)
- Overdrachtsbelasting en omzetbelasting
- Notariskosten en kadastrale rechten voor de koopakte
- Bouwrente over de periode vóór het afsluiten van de voorlopige koop-/aannemingsovereenkomst
- Kosten van onderhoud en verbouwing
8. Ziektewetuitkering
Bij een ziektewetuitkering heeft uw klant recht op de arbeidskorting. Deze uitkering geeft u aan bij de rubriek ‘Pensioen en andere uitkeringen’. Belangrijk: geef bij ‘soort inkomsten’ aan dat het om een ‘ziektewetuitkering’ gaat, zodat in de aanslag rekening wordt gehouden met de arbeidskorting.
Als namelijk de ziektewetuitkering onder een andere rubriek wordt vermeldt, bijvoorbeeld bij ‘Andere uitkeringen’, dan wordt geen rekening gehouden met de arbeidskorting.
9. Deel van het jaar fiscaal partnerschap
Als belastingplichtigen het hele jaar fiscaal partner zijn, dan kunnen uw klanten de gemeenschappelijke inkomstenbestanddelen naar eigen inzicht verdelen tussen de 2 partners. Die inkomstenbestanddelen zijn:
- De belastbare inkomsten uit eigen woning
- Het inkomen uit aanmerkelijk belang voor vermindering met de persoonsgebonden aftrek
- De persoonsgebonden aftrek
- De gezamenlijke grondslag sparen en beleggen
Fiscaal partnerschap eindigt in beginsel wanneer men niet meer aan de voorwaarden voldoet.
Op het moment dat het fiscaal partnerschap gedurende het jaar eindigt, is het mogelijk om te opteren voor “voljaarpartnerschap”. Dit kan handig zijn wanneer de belastingplichtige de gemeenschappelijke inkomensbestanddelen onderling vrijelijk wil verdelen. Het is echter niet mogelijk om deze inkomensbestanddelen onderling te verdelen wanneer niet beide partners kiezen voor voljaarpartnerschap. Er kan zich een situatie voordoen dat u in 2017 bent gescheiden. Er is dan bijvoorbeeld geen sprake van voljaarpartnerschap meer wanneer de belastingplichtige in het lopend jaar een verzoek indient tot echtscheiding bij de rechtbank en de belastingplichtige en de ex-partner niet meer op hetzelfde adres staat ingeschreven. Het fiscaal partnerschap eindigt dan op het moment dat aan beide voorwaarden wordt voldaan. Het is dus een cumulatieve voorwaarde. De wet biedt de mogelijkheid om fictief het gehele kalanderjaar fiscale partners te zijn van elkaar. In de aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen moet u voor beide partners aangeven dat ze ervoor kiezen om het gehele kalenderjaar gezien te worden als fiscale partner van elkaar. Als in één van beide aangiften niet gekozen wordt voor toepassing van voljaarpartnerschap, is het niet mogelijk de bovengenoemde gemeenschappelijke inkomensbestanddelen naar eigen inzicht te verdelen.
10. Overlijden en box 3
In box 3 wordt het inkomen uit sparen en beleggen belast. Het vermogen waarover u inkomstenbelasting verschuldigd bent, wordt bepaald door de waarde van de bezittingen te verminderen met de schulden. De peildatum waarop u de waarde bepaalt is 1 januari 2017.
Als u of uw partner komt te overlijden en sprake is van een wettelijke verdeling, dan ontvangt de langstlevende echtgenoot van rechtswege de hele erfenis. De kinderen hebben een vordering op het wettelijke deel van de erfenis op de langstlevende ouder. Daardoor heeft de langstlevende ouder een schuld aan de kinderen. Pas wanneer de langstlevende ouder komt te overlijden kunnen de kinderen de vordering opeisen.
Als de vordering opeisbaar is op de peildatum, moet u dit in de aangifte van de kinderen aangeven bij bezittingen in de rubriek ‘Overige vorderingen’, ook wanneer de vorderingen op dat moment nog niet ter beschikking zijn gesteld aan de kinderen.
Een andere situatie betreft de onverdeelde nalatenschap. Op het moment dat de erfgenamen een aandeel hebben in deze nalatenschap en deze op de peildatum nog onverdeeld is, houd hier dan rekening mee in de aangifte van de erfgenamen. Iedere erfgenaam moet, ondanks dat de nalatenschap nog niet is toebedeeld, wel zijn eigen aandeel aangeven. Hierbij moet u rekening houden met het soort bezitting. Behoort bijvoorbeeld een bankrekening tot de onverdeelde boedel, geef dan het aandeel van uw klant op bij de rubriek ‘Bank- en spaarrekeningen’.
Ook kan de situatie ontstaan dat de kinderen een geldvordering hebben op de langstlevende ouder. Op het moment dat de kinderen hun vorderingen nog niet kunnen opeisen, hoeft u de waarde van de vordering nog niet te vermelden.
Het is mogelijk dat u door het overlijden erfbelasting moet betalen. Bijvoorbeeld door de langstlevende echtgenoot, omdat het bedrag boven de partnervrijstelling van € 638.089 uitkomt. Wanneer de erfbelasting op de peildatum nog niet is betaald, maar wel al verschuldigd is, geeft u de verschuldigde erfbelasting bij de langstlevende echtgenoot aan als schuld in box 3.
Bent u verder nog op zoek naar de belangrijkste wetswijzigingen die op 1 januari 2018 zijn ingegaan? Lees onze blog op deze pagina.
Heeft u naar aanleiding van bovenstaande nog vragen, stel deze gerust aan ons, of wilt u de aangifte IB liever uitbesteden? Dit is uiteraard mogelijk. Wij pakken dit graag voor u op. U kunt ons een berichtje sturen via onze contactpagina.
Hilger Administratie is uw partner in Bedrijfsadministratie, Loon,- Salaris Administratie en Incassoservice